Een boer ving eens een jonge adelaar.
Thuisgekomen zette hij hem bij zijn kippen en gaf hem kippenvoer te eten.
De adelaar groeide op tussen de kippen en jaren gingen voorbij, totdat er een natuuronderzoeker op bezoek kwam.
Terwijl beiden door de tuin liepen, zei de natuuronderzoeker tegen de boer: ‘Die vogel is een adelaar, geen kip.’.
‘Ja,’ zei de boer, ‘maar ik heb een kip van hem gemaakt. Het is nu geen adelaar meer.’.
‘Het is toch een adelaar,’ zei de natuurliefhebber, ‘en dat zal ik je laten zien.’.
De natuurkenner nam de adelaar op, hield hem omhoog en zei met klem: ‘Adelaar, je bent een adelaar, je hoort in de lucht en niet op aarde, strek je vleugels en vlieg!’.
Maar toen de adelaar de kippen hun voer zag pikken, wipte hij naar beneden.
De boer zei: ‘Ik zei je toch al dat het een kip is.’.
‘Nee,’ zei de natuuronderzoeker, ‘het is een adelaar en dat zal ik bewijzen.’.
De volgende morgen nam hij de adelaar mee naar het dak van het huis en zei: ‘Adelaar, je bent een adelaar, strek je vleugels en vlieg.’.
Maar weer sprong de adelaar, toen hij de kippen graan zag pikken, naar beneden en begon met hen te eten.
De eigenaar zei: ‘Ik zei je toch al dat het een kip is.’.
‘Nee, het is een adelaar en hij heeft nog het hart van een adelaar. Geef hem nog één kans.’.
De volgende morgen nam hij de adelaar mee naar een hoge berg.
Daar aangekomen, tilde hij de adelaar op en zei tegen hem: ‘Adelaar, je bent een adelaar, je hoort in de lucht, strek je vleugels en vlieg!’.
Opeens strekte de adelaar zijn vleugels en met een schreeuw steeg hij op, al hoger en hoger en keerde niet meer terug.
[EK 2013-01]