Een tijger, die op het punt stond het leven te schenken aan een jong, staat op een rots en kijkt naar beneden.
Daar ziet zij een kudde geiten langskomen. Zij heeft honger. Wetende dat het veel beter zou zijn om te wachten, waagt de tijger toch de sprong en komt daarbij om het leven. Op hetzelfde moment wordt nog wel het jong geboren.
De geiten komen terug en vinden het tijgerjong. De moedertijger is dood en de geiten likken het jong schoon en nemen het mee in hun kudde. Het jong wordt grootgebracht tussen de geiten en leeft ook als een geit.
Tot het op een dag een onheilspellend gebrul hoort. Onder de geiten ontstaan paniek en zij rennen naar alle kanten. Alleen de jonge tijger schrikt niet en blijft staan. Op een of andere manier is het tijgerjong niet bang.
Hij staat oog in oog met de grote tijger, maar herkent hem niet. Hij had nooit eerder een tijger gezien.
De grote tijger neemt het tijgerjong mee naar het water om daar te drinken en in het water ziet het tijgerjong zijn spiegelbeeld.
Nadat hij zichzelf gezien heeft geeft het jong een brul – een brul van herkenning.
[EK 2013-02 – Naar een oude Indiase mythe]